Onderwijspersoneel

Het “Beweeg me te leren” project is er voor de groepen 1 t/m 4 en de groepen 5 en 6. Deze splitsing is gemaakt omdat het project anders is ingericht voor de onderbouw dan voor de bovenbouw.

Onderbouw

Kinderen uit de onderbouw leren in een (senso-)motoriek parcours waarbinnen de kinderen worden uitgedaagd om cognitieve leertaken uit te voeren in combinatie met (senso-)motorische activiteiten. De kinderen werken een aantal keer per week in kleine groepjes onder begeleiding in het parcours. Hierbij bewegen ze taakgericht waarbij ze zowel op motorisch als cognitief gebied worden uitgedaagd door middel van leertaken. De opbouw van het parcours is zo gemaakt dat deze aansluit op de leertaken en passend is bij het ontwikkelingsniveau. Dit niveau is vastgesteld middels een 0-meting door deskundigen. De leertaken zijn per schooljaar/-periode beschreven en worden aan de hand van gehanteerde leerboeken/-inhoud aangereikt. Zo sluit het project aan op de normale lesstof.

Bovenbouw

Bij de bovenbouw wordt er niet gewerkt in een parcours, maar wordt er gewerkt aan de procesvaardigheden (executieve functies) van de leerlingen. Onder executieve functies worden de hogere controlefuncties van de hersenen verstaan en zijn met name nodig bij plannen, organiseren, timemanagement, aandacht en het werkgeheugen. Uit de literatuur komt naar voren dat fysieke inspanning de procesvaardigheden stimuleert. In de bovenbouw is de motoriek van kinderen zo goed als ontwikkeld en heeft het inzetten van een parcours geen toegevoegde waarde. Vandaar dat er in de bovenbouw wordt ingezet op de procesvaardigheden. Deze vaardigheden kunnen gestimuleerd worden door kinderen op verschillende manieren te laten werken. Door de verschillende handelingen vinden er meer verbindingen/samenwerking in de hersenen plaats. Binnen “Beweeg me te leren” is er aan iedere executieve functie een werkvorm gekoppeld die deze functie stimuleert. De werkvormen worden gekoppeld aan de lestaken zodat het project aansluit bij de lesstof van de school. Enkele voorbeelden van coöperatieve werkvormen zijn: het werken in tweetallen en elkaar vragen van kaartjes stellen, het werken in groepjes waarbij na bijvoorbeeld 3 minuten de antwoorden klassikaal besproken worden of het doen van een opdracht in de vorm van een puzzel.